Guus Meeuwis maakt me een jaloers op Brabant

Dejongste had het over Kedeng, kedeng van Guus Meeuwis. Met desastreuze gevolgen. Het refreintje denderde bij E en mij door het hoofd. Oehoe. Tot overmaat van ramp corrigeerde ik E, omdat ze Guus verkeerd citeerde in de tweede regel van het refrein. Halp.

Het is een nacht is een juweel als je het vergelijkt met Kedeng kedeng. En dan alleen maar omdat er iets van gevoeligheid in zit. Voldoende om de dichterlijke vrijheid van regel “Op de grond ligt een lege fles wijn” te tolereren (het is wijnfles!).

En dan heb ik het nog niets eens over de gebrekkige gevolgtrekking in de regel “Er rammelt plotseling kar roept een juffrouw ‘koffie thee’; Ik heb wel dorst, toch zeg ik nee“.

Enfin.

Guus Meeuwis heeft de mazzel dat hij op Het is een nacht en Kedeng, kedeng een carrière heeft kunnen bouwen die uiteindelijk leidde tot het schrijven van Brabant. Een lied dat veel Brabanders zien als het officieuze volkslied van de provincie.

Ik snap waarom Brabanders dit lied in hun hart meedragen. Want of je het nou binnen of buiten de provincie hoort, het gaat over thuisvoelen in Brabant. Weemoed, die Guus met een magistrale laatste regel in het refrein verwoordt:

en ik loop hier alleen in een te stille stad
ik heb eigenlijk nooit last van heimwee gehad
maar de mensen ze slapen, de wereld gaat dicht
en dan denk ik aan Brabant, want daar brandt nog licht

Dan is Het Grönnens Laid toch voornamelijk een beschrijving van de provincie Groningen. Natuurlijk hemelt het lied de provincie op. Maar Brabant verwoordt het gevoel dat Brabanders bij hun provincie hebben.

Het is geen wonder dat daarom veel Groningers warmere gevoelens lijken te hebben bij Mien hogelaand van Ede Staal. Ook Mien hogelaand beschrijft ook grotendeels de provincie, maar in 2 regels maakt Ede Staal het iets van zichzelf door over de troost te vertellen die hij in het landschap vindt. Of anders bij ’t Het nog nooit zo donker west. Een songtekst met een springsteenachtige vertelkracht. Prachtig, maar het laat me niet verlangen naar Groningen.

Het Grönnens Laid past uitstekend bij de reclameleus “Er gaat niets boven Groningen“. Prima om mensen voor een weekendje naar de Stad te krijgen. Guus’ Brabant laat je echter daadwerkelijk te verlangen naar een verhuizing naar Noord-Brabant.

Frits Sissing is een Stadjer

Voor wie niet weet wat dat is: een Stadjer is een inwoner van de stad Groningen. Ommelanders hadden volgens mij behoefte om zich te onderscheiden van hun stadse provinciegenoten.

Volgens Wikipedia houdt het verband met gewest Stad en Lande (zoals de regio toen heette) tijdens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Ook wordt het gebruikt om ‘echte’ stad-Groningers te onderscheiden van studenten van elders.

Frits Sissing kwam als student van buiten de stad. Tegelijk was hij een soort superstadjer. Zijn familie had namelijk apotheek Sissing aan de Grote Markt. Frits groeide op boven de zaak. Waardoor hij niet alleen aan het bekendste plein van de stad woonde, maar ook nog eens tussen Vindicat en de Martinitoren. Eigenlijk vat dát Frits als Stadjer perfect samen.

Tijdens zijn jeugd verhuisde hij namelijk met zijn ouders naar het Gooi. Om weer terug te komen als student én lid van Vindicat. Waardoor hij veel te vinden was bij zijn oude buren. Los van wat je van het hedendaagse Groninger studentencorps vindt, vind ik het een prachtig toeval.

Cunera van Selm maakte er tien jaar terug dit interview met Frits over. Alleen al kijkenswaardig omdat het begint met een deel van de Grote Markt dat niet meer bestaat.